In principe kan iedere ondergrond gebruikt worden, mits deze voldoende oppervlaktestructuur heeft. Meestal wordt er papier gebruikt. Bij pastelschilderen wordt droog gekleurd poeder van de pastel op het papier overgebracht. In tegenstelling tot verf heeft pastel niet de eigenschap om zich via een bindmiddel aan de grond te hechten. Het pastelpoeder plakt als het ware aan de vezels van het papier. Om veel kleur te kunnen aanbrengen moet het papier dus een bepaalde oppervlaktestructuur hebben. Tekenpapier dat bijvoorbeeld geschikt is voor Siberisch krijt is te glad en/of te hard om voldoende pastel vast te houden. Bij gebruik van andere flexibele ondergronden zoals textiel is het belangrijk dat het schilderij zo wordt ingelijst dat de ondergrond niet kan bewegen. Door trillingen kunnen de pasteldeeltjes loskomen.