Tussen ongeveer 145 en 66 miljoen jaar geleden, een geologische periode die bekend staat als het Krijt, waren grote delen van de wereld zoals we die nu kennen bedekt met uitgestrekte zeeën. Eenmaal dood zonken de zeedieren naar de bodem, waar uiteindelijk niets meer van hen overbleef dan hun kalkhoudende skeletten en schelpen. Deze vormden in de loop der jaren dikke lagen, soms wel tientallen meters dik, die verpletterd werden onder de sedimenten van het door rivieren afgezette zand en klei. Toen later de zeespiegel daalde en de aardkorst omhoog werd geduwd, bereikten deze witte lagen het oppervlak. Ze bestaan voornamelijk uit calciumcarbonaat, een vorm van calciet, bij ons beter bekend als krijt, het oudste witte pigment op aarde. De Nederlandse naam voor krijt 'krijt' en het Franse equivalent 'crétacé' onthullen de oorsprong van hun namen, de krijtrotsen van het eiland Kreta.
Naast krijt (calciet) komen in de natuur ook andere witte minerale pigmenten voor. Voorbeelden hiervan zijn kaolien, ook bekend als porseleinaarde of pijpklei, en gips. Deze witte tinten worden al gebruikt sinds de mens voor het eerst begon met schilderen. Krijt is bijvoorbeeld te vinden in de oudste grotschilderingen, en primitieve stammen beschilderen zelfs vandaag de dag hun lichaam met verf, waaronder wit, volgens eeuwenoude rituelen.